De Haarlemse Kruispoort werd tijdens het Beleg van Haarlem (1572-1573) verwoest. Net als andere beschadigde en verwoeste verdedigingswerken werd de Kruispoort na enige jaren herbouwd, maar niet op dezelfde plaats en in dezelfde stijl, zoals meestal wordt aangenomen. We kunnen dus van twee verschillende Kruispoorten spreken. En misschien wel van meer, want het is niet bekend of de poort die in 1573 verwoest werd daadwerkelijk de eerste poort op die plek was.
De eerste omwalling
Toen Haarlem in 1245 stadsrecht verleend kreeg van Graaf Willem II van Holland, bestond de nederzetting uiteraard al langer. De vroegste vermelding van Haarlem is in een goederenlijst van het Utrechtse Domkapittel (het bestuur van het Bisdom Utrecht) uit de eerste helft van de 10de eeuw, waarin drie hoeven te “Haralem” als bezit worden genoemd[1]. In een lijst van kerken, eigendom van het klooster Echternach in Luxemburg, opgesteld tussen 993 en 1049, wordt de kerk van “Harlem” vermeld[2]. Dit betekent dat er al voldoende bewoning was voor een eigen kerkje. De nederzetting was gevestigd op de hoge en droge noord-zuid lopende strandwal tussen de drassige veengebieden ten westen en ten oosten daarvan, waar een bocht van de rivier het Spaarne de over de strandwal lopende regionale landwegen het dichtst naderde.
In 1245 besloeg het oppervlak van Haarlem het terrein dat nu ongeveer wordt begrensd door de Nassaustraat en Ridderstraat in het noorden, de Bakenessergracht en Spaarne in het oosten, en de Gedempte Oude Gracht in het zuiden en westen. Of de nederzetting destijds al was omgeven door aarden wallen of stenen muren met poorten, is niet duidelijk. In het boekje “Het Haarlemsche Stadsrecht van 1245”, uitgegeven bij de 700-jarige viering van het stadsrecht in 1945, wordt gesteld dat dit wel zo was: “Reeds vóór 1245 moet deze gemeenschap een steedsch karakter hebben gedragen, d.w.z. een afgesloten geheel zijn geweest, omgeven door (aarden) wallen en voorzien van (houten) poorten. Het handvest van 1245 immers spreekt al van poort en toegang, die den nieuwen poorter zullen openstaan (art. 4)…“[3]. Anderen betwijfelen dit echter. Het zou ook een metafoor kunnen zijn, zoiets als “mijn deur staat altijd open”, “een veilige haven”. Feit is dat er in de stadsrechtoorkonden verder niet wordt gesproken over omwalling, ommuring of stadspoorten. De eerste keer dat dit wel gebeurt is in het Accijnsprivilege verleend door Graaf Floris V uit 1274, waarin vermeld wordt dat de opbrengsten daarvan bedoeld waren om de aanleg van nieuwe verdedigingswerken te bekostigen[4]. Dit kan twee dingen betekenen: 1) dat er al oude verdedigingswerken bestonden die vervangen moesten worden; 2) dat er nog geen verdedigingswerken waren, en dat er dus nieuwgebouwde moesten komen. De bestaande stadsmuren worden pas daadwerkelijk voor het eerst genoemd in een akte van Graaf Jan I uit 1297, waarin wordt bepaald dat ook de mensen die vlak buiten de stadsmuur wonen het poortrecht (burgerschap) hebben (“buten muren, beide over die bregghe en te Ruttsevoert, te Scoten waert ende in den Houte buter grafte“)[5]. “Ruttsevoert” of “Ritsevoort” was een aanduiding voor de weg door het westelijke veengebied, later Zijlweg genoemd[6]. “Scoten” is het gebied ten noorden van het middeleeuwse Haarlem, later gemeente Schoten en nu Haarlem-Noord. “Houte buter grafte” = de Hout buiten de gracht, ofwel het gebied ten zuiden van de toenmalige oude gracht (nu Gedempte Oude Gracht). Ten oosten woonde blijkbaar nog niemand. Daar lag het Spaarne en de nog onbewoonbare drassige grond van Bakenes.
De tweede omwalling
In de periode tussen ongeveer 1300 en 1450 werd de stad ten behoeve van de economische groei en toenemende bevolking uitgebreid met Bakenes en de Burgwalbuurten in het oosten, de Kamp, Heiliglanden, Vijfhoek, Nieuwland in het zuiden en westen. Nieuwe stadsgrachten werden gegraven, muren en poorten werden verplaatst naar de nieuwe buitengrenzen: het huidige Spaarne, Papentorenvest, Herensingel in het oosten, Kampersingel en Raamsingel in het zuiden, en de westelijke gracht ongeveer ter plaatse van de huidige Wilhelminastraat/Oude Zijlvest, Zijlvest, Kinderhuisvest. De noordelijke gracht en muur, inclusief de poorten, bleven gehandhaafd, tot de nieuwe stadsgrenzen verlengd naar het westen (voor een deel het huidige Kraaienhorst) en naar het oosten (de huidige Zakstraat) [7].
Kruispoort en Kruisweg
De noordelijke stadsmuur en de beide poorten daarin, Kruispoort en Janspoort, vormden dus in 1450 de oudste nog bestaande stadsverdedigingswerken. De Kruispoort wordt voor het eerst vermeld in 1420[8]. Aangenomen wordt dat de naam afkomstig is van een kruis dat aan de poort werd opgehangen als er jaarmarkt was, waarbij ook ballingen vrij de stad in mochten[9]. De Kruispoort stond op de plek waar de eerder genoemde doorgaande noord-zuid lopende landweg de stad in het noorden vanuit Alkmaar binnenkwam, via de huidige Schoterweg en Kennemerstraat. Buiten de poort heette deze weg Kruisweg, binnen de poort Kruisstraat, beide vernoemd naar de Kruispoort[10]. De doorgaande weg (in het algemeen Here(n)weg genoemd, zowel ten noorden als ten zuiden van de stad), liep verder via de Barteljorisstraat, Grote Markt, Koningstraat, Gierstraat, Grote Houtstraat, Grote Houtpoort, Houtplein, Wagenweg en Herenweg naar Leiden en Den Haag.
Van de noordelijke weg splitste zich een oostelijke weg af, via de huidige Schoterweg, Jansweg, Janspoort, Jansstraat, Grote Markt, Lange Veerstraat, Kleine Houtstraat, Kleine Houtpoort, Kleine Houtweg, naar Heemstede.
Middeleeuwse vestingwerken
De Haarlemse vestingwerken waren van het middeleeuwse type, aangepast aan de destijds bestaande wapens en wijze van van belegering. Hoge, rechte stenen muren, met halfronde waltorens op regelmatig afstanden en stenen poorten met bruggen over de stadsgracht. Achter langs de muren liepen lege stroken grond ten behoeve van de verdediging, in wezen de buitenste straten van de stad met alleen bebouwing aan de stadskant. Deze situatie bestond in de tweede helft van de 16de eeuw nog steeds. Er was nog geen sprake van moderne vestingwerken, aangepast aan de nieuwe wapens (krachtiger kanonnen) met lage aarden wallen, bastions en eventuele extra verdedigingsringen, behalve tot op zekere hoogte bij de Kruispoort en de Zijlpoort. Dit werd pas een eeuw later toegepast bij de noordelijke nieuwe uitleg, met bolwerken.
De oude Kruispoort
Er zijn geen goede afbeeldingen van de oude Kruispoort bekend. Alleen op de kaart van Haarlem van Braun en Hogenberg uit 1572 zijn de stadspoorten in opstand weergegeven[11]. Het is niet duidelijk in hoeverre deze weergave volledig betrouwbaar is, aangezien de plattegrond van de stad hier ook niet geheel waarheidsgetrouw is, maar het ontwerp van de Kruispoort was gelijk aan dat van de Zijlpoort, een vierkante stenen toren met een doorgang[12].
Beide poorten leidden via een aarden en stenen dam naar een in de gracht gelegen rond bolwerk of ravelijn, een ringvormige aarden wal met een bekledingsmuur, waarvandaan via een kleinere voorpoort in een hoek een brug over de gracht lag. Om het bolwerk is een halfrond stuk gracht in de tegenoverliggende wal uitgespaard[13]. Deze bolwerken met brug in een hoek zouden een betere bescherming moeten verschaffen tegen rechtstreekse aanvallen en kanonvuur[14].
De aanwezigheid van de bolwerken wordt bevestigd door de manuscriptkaarten van Haarlem van Jacob van Deventer van omstreeks 1560[15]. De stadsmanuscriptkaarten Van Deventer worden als zeer betrouwbaar gezien, mede omdat deze kaarten zijn gemaakt voor de Spaanse koning Filips II, waarschijnlijk voor militaire doeleinden[16]. De Kruis- en Zijlpoort waren de enige poorten met een bolwerk. De andere poorten waren enkelvoudig, met uitgebouwde hoektorens, of waterpoorten.
Het beleg van Haarlem en het einde van de oude Kruispoort
In 1568 was, met de slag bij Heiligerlee, de militaire Opstand van de Nederlandse gewesten tegen de Spaans-Habsburgse landsheer Filips II begonnen, ook wel bekend als de Tachtigjarige Oorlog. De Spaanse landvoogd, de hertog van Alva, stuurde in 1572 een leger onder leiding van zijn zoon Don Frederik om de opstandige steden te heroveren. Na de verovering van Mechelen, Zutphen en Naarden begon op 11 december het beleg van Haarlem[17].
De Spaanse troepen waren voornamelijk op de droge strandwal ten noorden en ten zuiden van de stad gelegerd, het grootste deel in het noorden in het dorp Schoten, het Huis ter Kleef (hoofdkwartier van Don Frederik), het Leprozenhuis en het Reguliersklooster. De aanvallen en beschietingen concentreerden zich op de noordelijke stadsmuur en poorten. Met name de Kruispoort, die al in een bouwvallige staat verkeerde, moest het ontzien. De verdedigers hadden de Kruispoort, evenals de Janspoort, opgevuld met aarde en mest, om deze minder kwetsbaar te maken voor beschietingen en ondermijningen. Ook waren daar de bruggen afgebroken[18]. Er ontstond behalve een bovengrondse ook een ondergrondse oorlogsvoering. De belegeraars groeven gangen onder het ravelijn, de gracht, de muren en poorten, met het doel deze door middel van buskruitmijnen op te blazen en te verzwakken. De verdedigers deden hetzelfde om de belegeraars door middel van eigen mijnen en die van de tegenstander schade toe te brengen.
Tussen eind januari en medio februari 1573 werd de al ernstig beschadigde en ondergraven Kruispoort door middel van een reeks mijnontploffingen door de verdedigers zelf opgeblazen[19]. Omdat dit gedeelte van de noordelijke vestingwerken nu bijzonder kwetsbaar was, werd op 10 februari begonnen met de aanleg van een nieuwe halfronde verdedigingslinie, Halve Maan geheten, achter de poort opgebouwd, met het puin van de Kruis- en Janspoort en van enkele voor dat doel afgebroken huizen[20]. Deze nieuwe verdedigingslinie bleef standhouden, evenals de overige verdedigingswerken. In het plaveisel van de Kruisstraat is de locatie van de oude Kruispoort aangegeven, met een verklarende tekst over het opblazen daarvan en de Halve Maan.
Doordat de stad uiteindelijk geheel was ingesloten kon geen voedsel en munitie de stad meer bereiken. Hierdoor besloot de stad zich op 13 juli 1573 over te geven, waarna de Spanjaarden de stad bezetten. De bezetting duurde tot 1 maart 1577, toen als gevolg van de afspraken overeengekomen in de Pacificatie van Gent (1576) de laatste Spaanse troepen de stad verlieten[21].
Wederopbouw
Behalve de vernielingen ten gevolge van het beleg was in 1576 ook een groot deel van het zuidwesten van de stad verwoest ten gevolge van een grote brand, veroorzaakt door enkele soldaten van het bezettingsgarnizoen[22].
Na 1580 kon de stad beginnen met het herstel van de verwoeste stadsdelen, mede mogelijk gemaakt door een in 1581 door de Staten van Holland toegekende schadevergoeding en bevestiging van de al uit 1577 stammende verbeurdverklaring van de eigendommen van alle van alle binnen de stad gelegen katholieke kloosters, geestelijke colleges en gilden [23]. De meeste auteurs stellen dat er bij de wederopbouw niet voor gekozen is de verwoeste stadsdelen nieuw in te richten of een gewijzigd stratenplan te realiseren. Ook werden de verdedigingswerken niet gemoderniseerd, maar in de oude staat hersteld[24]. Wat betreft herinrichting en stratenplan is dit maar ten dele waar. Op de verschillende voormalige kloosterterreinen werden wel degelijk nieuwe straten en bebouwing gerealiseerd.
De nieuwe Kruispoort
Ook voor de Kruispoort wordt meestal alleen gesteld dat die poort herbouwd werd[25], implicerend dat dit op de locatie van de verwoeste poort geschiedde. Ook wordt soms expliciet gesteld dat de poort op de oude plaats herbouwd werd[26]. Alleen in de Historische stedenatlas van Nederland. Afl. 1. Haarlem wordt over de Kruispoort gezegd: “In 1593 herbouwd ten westen van de vroegere poort, in het verlengde van de Lange Margarethastraat“[27]. Er wordt niet vermeld op welke gronden dit zo wordt gesteld. Maar bij nader onderzoek blijkt het correct dat de Kruispoort ongeveer 50 meter westelijk van de oorspronkelijke locatie herbouwd werd. Dit wordt bijvoorbeeld bevestigd bij bestudering van enkele nauwkeurige stadsplattegronden uit de periode na 1600. In “Zesduizend jaar Haarlem” schrijft de Haarlemse stadsarcheoloog Anja van Zalinge “In de Nassaustraat tenslotte is onder de voorkamer van een woonhuis onverwachts massief metselwerk aangetroffen” … “Uit projectie van oude kaarten op de huidige stadsplattegrond blijkt dat het funderingen zijn van de Kruispoort, die rond 1592 gebouwd werd”[28]. In een persoonlijke email van de auteur van 13-1-2021 wordt bevestigd dat dit ontdekt werd “bij een reparatie aan de houten vloer in de woonkamer van Nassaustraat 18“. Dit adres ligt enkele meters ten westen van de Lange Margarethastraat in de Nassaustraat.
Situationele context
Waarom werd de Kruispoort 50 meter verderop herbouwd in plaats van op de oorspronkelijke plaats? Het antwoord ligt besloten in de situatie ter plaatse als gevolg van het opblazen van de poort en de bouw van de Halve Maan.
Op de kaarten van Jacob van Deventer van de situatie voor het beleg is te zien dat de Kruisstraat rechtdoor naar de Kruispoort en de noordelijke gracht loopt. Op de kaart van Thomas Thomaszoon van de situatie na het beleg in 1578 zien we dat de Kruisstraat ophoudt bij de resten van de Halve Maan (nr. 3 op de kaart), die als een soort ovaal gebied van puin liggen tussen de Lange Margarethastraat en halverwege het terrein van het Sint Jansklooster, ter hoogte van de huidige Korte Wijngaardstraat. De Kruispoort inclusief het bolwerk is op deze kaart geheel verdwenen (nr. 4 op de kaart).
Het duurde twintig jaar voordat de Kruispoort werd herbouwd. In ‘De wallen en poorten van Haarlem’ lezen we: “De verwoeste poort bleef juist twintig jaren in puinhoopen liggen. Wel werd na de overgave der stad de omgeving wat verbeterd, want men vindt op den 30 September 1573 eene “Ordre omt Ravelijn aftebreken buyten de Kruyspoort”…“[29].
Waarom duurde het twintig jaar voordat de Kruispoort werd herbouwd? De eerste vier jaar na het beleg was de stad nog onder Spaans bestuur, met een bezettingsgarnizoen dat veel geld kostte. Daarnaast was de financiële situatie erg moeilijk vanwege de bij de overgave overeengekomen afkoop van plundering[30]. Pas in 1581, acht jaar na de overgave, kwam schadevergoeding beschikbaar.
Aannemelijk is dat er daarna voorrang werd gegeven aan de bouw van woningen op de door het beleg en de brand verwoeste terreinen, mede om de bevolkingsaanwas van met name Vlaamse vluchtelingen het hoofd te kunnen bieden, vooral na de val van Antwerpen in 1585[31].
Er waren andere mogelijkheden om de stad te verlaten en binnen te komen, zoals Zijlpoort en Spaarnwouder of Amsterdamse poort. De Janspoort werd pas in 1590 herbouwd, maar op de kaart van Thomas Thomaszoon is te zien dat daar ter plaatse in 1578 al een brug of dam over de stadsgracht was aangebracht.
Een deel van de resten van de Halve Maan lag zoals gezegd op het terrein van het Sint Jansklooster, dat uitgezonderd was van de verbeurdverklaring van katholieke bezittingen, omdat het klooster formeel eigendom was van de grootmeester van de orde der Johannieters, die ook een status van wereldlijke vorst had[32]. De stad had dus geen zeggenschap over dat gebied.
In 1592 werden uiteindelijk “de wal en de muur bij de Kruispoort belangrijk hersteld”[33], en in 1593 werd de poort herbouwd, door de stadsmetselaar Willem Dircxz den Abt[34].
Op de kaarten van Pieter Saenredam van 1628 en van Pieter Wils (stadslandmeter, tevens betrokken bij de latere nieuwe stadsuitbreiding) van 1646 uit Toonneel der Steden van Blaeu zien we de herbouwde Kruispoort ter hoogte van de Lange Margarethastraat. De Kruisstraat loopt nog steeds niet rechtdoor naar de stadsgracht, maar verloopt met een bocht in een nieuwe straat (Waaigat of Korte Ridderstraat, nu Nassaustraat) leidend naar de nieuwe Kruispoort. Kennelijk is deze nieuwe straat aangelegd om de overblijfselen van de Halve Maan en de oude Kruispoort heen, die pas later opgeruimd zijn. In ‘De straat waarin wij wonen’ wordt gesteld: “De verbreding in de Kruisstraat waar de Nassaustraat begint, heette oorspronkelijk Waaigat of Korte Ridderstraat. De verbreding is waarschijnlijk aan het eind van de 17de eeuw ontstaan bij het afbreken van de Kruispoort, die daar stond.“[35]. Dit is dus duidelijk onjuist. De straat is al aan het eind van de 16e eeuw ontstaan tussen het opblazen van de oude poort in 1573 en de bouw van de nieuwe poort in 1593.
Kijkend naar de kaarten van Saenredam en Wils zien we ook dat de nieuwe Kruispoort en de nieuwe toegangsweg voor een deel op een stuk van het voormalige Margrieten- of Margarethaklooster aangelegd zijn. Dit klooster lag tussen de Oude Gracht en de Margrietensteeg of -straat (de huidige Lange Margarethastraat) tegen de noordelijke stadsgrens (ongeveer het huidige westelijke deel van de Nassaustraat), zoals aangegeven op de kaart van Van Deventer. Het klooster is, evenals de andere bebouwing langs de noordelijke vestingwerken, tijdens het beleg verwoest, en het terrein werd in 1581 aan de stad overgedragen. Hierdoor was het mogelijk een deel van dit terrein voor de nieuwe poort te gebruiken. Op de rest van het kloosterterrein werden woningen en een nieuwe straat aangelegd, de Nieuwe Margrietenstraat (de huidige Korte Margarethastraat), voor het eerst genoemd in 1628[36].
We zien ook nieuwe bebouwing langs de Ridderstraat, uitlopend in een punt, de loop van de nieuwe straat volgend. Dit is onderdeel van de nieuwe bebouwing op het voormalige Sint Janskloosterterrein, dat pas in 1625 vrijkwam na het overlijden van de laatste bewoner[37]. Verder is te zien dat de loop van de gracht iets is gewijzigd. Ten oosten van de nieuwe Kruispoort loopt de zuidelijke walkant met een bocht iets noordelijker. Het lijkt erop dat hier het puin in de gracht is gestort. We zien dit ook op enkele prenten van de nieuwe situatie.
De brug vanaf de nieuwe poort over de gracht loopt nu recht naar het punt waar de oude brug haaks vanaf het bolwerk aan land kwam. Aan de overkant is de situatie verder ongewijzigd gebleven. De weg vanaf de brug naar de Kruisweg loop met een bocht die de oude uitsparing voor het bolwerk in de noordelijke walkant volgt.
Voor de volledigheid zou relevante informatie over aanbestedingen, betalingen en dergelijke in de archieven van het Stadsbestuur van Haarlem in het Noord-Hollands Archief gevonden moeten worden om de hier genoemde op archeologisch en kartografisch onderzoek gebaseerde bevindingen en veronderstellingen te kunnen bevestigen.
Stadsuitbreiding en afbraak van de noordelijke vestingwerken
De nieuwe Kruispoort bleef nog geen honderd jaar staan. Rond 1640, toen de oude stad geheel volgebouwd was, en ten noorden van de stad al ongeveer 400 woningen waren gebouwd, werd het tijd voor een stadsuitbreiding om de groeiende bevolking te kunnen huisvesten. Vanaf 1642 werden diverse commissies ingesteld en plannen opgesteld[38]. Op alle plannen voor de nieuwe stadsuitleg is de nieuwe locatie van de Kruispoort en het nieuwe stratenplan goed te zien.
Pas in 1671 werd daadwerkelijk begonnen met de bouwwerkzaamheden, toen het eigenlijk al niet meer nodig was vanwege de achterblijvende bevolkingsgroei. Allereerst werd begonnen met de aanleg van een nieuwe omwalling, bestaande uit een gracht en een wal met bolwerken op regelmatige afstand.
Binnen de nieuwe omwalling werden twee nieuwe grachten gegraven, iets ten noorden van de oude stadsgracht, de huidige Nieuwe Gracht en de Achter- of Tweede Nieuwe Gracht, die later gedempt werd, en nu de Parklaan is[39]. In 1675 werd de oude noordelijke stadsmuur neergehaald en de oude noordelijke stadsgracht gedempt. De poorten bleven nog enige tijd staan[40]. Uiterlijk in 1686 werden de Jans- en Kruispoort afgebroken.
Bovendien werd de Kruisstraat weer rechtgetrokken door de afbraak van enkele van de panden in de Ridderstraat die pas begin 17e eeuw gebouwd waren langs de nieuwe straat naar de poort (Waaigat/Nassaustraat)[41]. In de nieuwe uitleg werd ook de voorheen krom lopende Kruisweg rechtgetrokken.
Er werden geen nieuwe Kruis- en Janspoort gebouwd. Vanaf 1686 was er nog maar één noordelijke poort, de Nieuwpoort of Kennemerpoort, in het nieuwe bolwerk op de plaats van het huidige Kennemerplein tegenover de Kloppersingel, iets ten oosten van de huidige Kennemerbrug. Hier sloot de Nieuwpoort aan op het verlengde van de Jansweg, Schoterweg geheten, die de functie van hoofdroute overnam van de huidige Kennemerstraat in het verlengde van de Kruisweg. De nieuwe uitleg bleef tot in de 19e eeuw grotendeels onbebouwd.
Conclusie
Op microniveau kan gesteld worden dat de locatie en omgeving van de Haarlemse Kruispoort historisch bepaald zijn door geografische, infrastructurele, sociaal-economische en bestuurlijke factoren en omstandigheden. Bij het aanleggen van de omwalling van de nederzetting op de strandwal moesten er poorten komen op de belangrijke noord-zuid lopende interregionale verkeersweg: Kruispoort in het noorden en Grote Houtpoort in het zuiden. De verwoesting tijdens het beleg was het gevolg van grote conflicten aangaande sociaal-economische, bestuurlijke en religieuze zeggenschap (de Reformatie en de Opstand). Herbouw van de poort en herinrichting van het stratenplan werden bepaald door de fysieke gevolgen van het beleg en door de veranderde sociaal-economische, bestuurlijke en religieuze omstandigheden: de benarde financiële positie van de stad, de urgentie van de woningnood en de bevolkingstoename, de overgang naar de protestantse Staatse partij, de zeggenschap over de kloosterterreinen.
Noten
↑1 | Zie bv. G. F. van der Ree-Scholtens (red.), Deugd boven geweld – Een geschiedenis van Haarlem, 1245-1995 (Hilversum: Verloren, 1995), pp. 20-21; Anja van Zalinge, Zesduizend jaar Haarlem – Een geschiedenis op grond van archeologische vondsten (Haarlem: Uitgeverij Loutje, 2019), p. 34 |
---|---|
↑2 | Van der Ree-Scholtens, Deugd boven geweld, p. 21; Van Zalinge, Zesduizend jaar Haarlem, pp. 34-35 |
↑3 | Oorspronkelijke tekst in het Latijn: “porte et ingressus ei patebunt” = “zullen de poorten en ingangen voor hem openstaan” (hierbij zal “porte” staan voor het klassiek-Latijnse meervoud “portae” ; G. H. Kurtz, Het Haarlemsche Stadsrecht van 1245 (Haarlem: Vereniging Haerlem, De Erven P. Bohn N.V., 1945), pp. 4-5; zie ook <https://noord-hollandsarchief.nl/ontdekken/schatkamer/stadsrecht-haarlem> |
↑4 | Bert Koene, ‘Tussen Gracht en Hout – De vroege geschiedenis van de zuidkant van Haarlem’, in: Haerlem Jaarboek 2004 (Haarlem: Vereniging Haerlem, 2005), p. 109 |
↑5 | Koene, ‘Tussen Gracht en Hout’, p. 109; Noord-Hollands Archief (NHA); Stadsarchief Haarlem (SAH), Stadsbestuur van Haarlem 1245-1572 (SAH-1573), Nr. 1573-163X, Akte waarbij graaf Jan I bepaalt dat ook degenen vlak buiten de stadsmuur, maar in de onmiddellijke nabijheid van de stad, onder het stadsrecht vallen, 14 februari 1297 |
↑6 | A. F. J. Niemeijer, ‘Op en om het Nieuwland’, in: Historisch-Geografisch Tijdschrift, nr. 6 (1988), p. 42–43 <https://thg.aup.nl/_file/144929/Niemeijer_A.F.J._-_Op_en_om_het_Nieuwland,_Een_laat-middeleeuwse_planmatige_verkaveling_in_Haarlem-West_-_jaargang_1988-2.pdf>. |
↑7 | Van der Ree-Scholtens, Deugd boven geweld, pp. 23-24; Van Zalinge, Zesduizend jaar Haarlem, pp. 74-81 |
↑8 | C. J. Gonnet, De wallen en poorten van Haarlem - Geschiedenis van de versterking eener oude stad (Haarlem: De Graaff, 1881), p. 33 |
↑9 | Gonnet, De wallen en poorten van Haarlem, p. 33; G. H. Kurtz en J. J. Temminck, De straat waarin wij wonen – Alle Haarlemse straatnamen verklaard (Haarlem: Schuyt & Co, 1999), p. 138 |
↑10 | “Straat” werd gebruikt voor verharde wegen, binnen de stad, “weg” voor onverharde wegen buiten de stad, net als Zijlstraat/Zijlweg, Jansstraat/Jansweg, Kleine Houtstraat/Kleine Houtweg |
↑11 | NHA, Beeldcollectie van de gemeente Haarlem, nr. NL-HlmNHA_1100_KNA006000017, <https://hdl.handle.net/21.12102/3F509744FB8F11DF9E4D523BC2E286E2> |
↑12 | Gonnet, De wallen en poorten van Haarlem, p. 33 |
↑13 | J. W. Wijn, Het beleg van Haarlem, 2e druk (Den Haag: Martinus Nijhoff, 1982), p. 4 |
↑14 | Zie voor een beschrijving van dit soort vestingwerken bv. <https://coehoorn.nl/> |
↑15 | Reinout Rutte, Bram Vannieuwenhuyze, Yvonne van Mil, Stedenatlas Jacob van Deventer: 226 stadsplattegronden uit 1545-1575 – schakels tussen verleden en heden (Bussum: Thoth, 2018), pp. 340-341; NHA, Collectie kaarten en kaartboeken van de Provinciale Atlas Noord-Holland, nr. NL-HlmNHA_560_002423 <https://hdl.handle.net/21.12102/FE536A1EFB8E11DF9E4D523BC2E286E2>; Biblioteca Nacional de España <http://bdh-rd.bne.es/viewer.vm?id=0000015403> |
↑16 | Rutte, Vannieuwenhuyze, Van Mil, Stedenatlas Jacob van Deventer, pp. 35-49 |
↑17 | Wijn, Het beleg van Haarlem, p. 25 |
↑18 | Wijn, Het beleg van Haarlem, p. 43, p. 50 |
↑19 | Wijn, Het beleg van Haarlem, pp. 60-70 |
↑20 | Wijn, Het beleg van Haarlem, pp. 70-71 |
↑21 | Jaap Temminck, ‘De nasleep van het beleg – Haarlem onder Spaans bestuur 1573-1581’, in Haerlem Jaarboek 2015 (Haarlem: Historische Vereniging Haerlem, 2016), pp. 83-86 |
↑22 | Zie bv. M. H. G. van Alkemade, Ben Speet, A. G. van der Steur, Historische plattegronden van Nederlandse steden. Deel 6 Haarlem (Lisse, Alphen aan den Rijn: Stichting Historische Stadsplattegronden, Canaletto, 1993), p. 20; Temminck, ‘De nasleep van het beleg’, p. 80 |
↑23 | Temminck, ‘De nasleep van het beleg’, p. 88-91 |
↑24 | Zie bv. Van der Ree-Scholtens, Deugd boven geweld, p. 142; Van Alkemade, Speet, Van der Steur, Historische plattegronden van Nederlandse steden. Deel 6 Haarlem, p. 21; Ed Taverne, In ’t land van belofte: in de nieue stadt: ideaal en werkelijkheid van de stadsuitleg in de Republiek, 1580-1680 (Schwartz, 1978), p. 288 |
↑25 | Zie bv. Gonnet, De wallen en poorten van Haarlem, p. 34; Taverne, In ’t land van belofte, p. 288 |
↑26 | Zie bv. M. van der Heijden, ‘De kosten van het beleg van Haarlem, 1572-1593’, in: Monumentaal, Bulletin van Het Buro Monumentenzorg van de Afdeling Bouwkunde, Monumentenzorg En Archeologie van de Sector Gemeentewerken, september 2004, p. 4, over de Kruis- en Janspoort: “Beide poorten waren al tijdens het beleg van Haarlem in 1572-1573 verwoest, maar nog voor het eind van de zestiende eeuw op hun oude plaats herbouwd.” |
↑27 | B. M. J. Speet et al., Historische Stedenatlas van Nederland. Afl. 1. Haarlem, Historische Stedenatlas van Nederland (Delft, Amsterdam: Delftse Universitaire Pers, 1982), p. 24 <https://repository.tudelft.nl/islandora/object/uuid%3A15e18c02-9ffe-4221-babe-626c6eafc39c> |
↑28 | Van Zalinge, Zesduizend jaar Haarlem, p. 88 |
↑29 | Gonnet, De wallen en poorten van Haarlem, p. 33 |
↑30 | Temminck, ‘De nasleep van het beleg’, p. 76-77 |
↑31 | Van der Ree-Scholtens, Deugd boven geweld, pp. 141-142 |
↑32 | zie http://janskerk-haarlem700.nl/deel2/page.html?id=Herstel |
↑33 | Gonnet, De wallen en poorten van Haarlem, p. 34 |
↑34 | Gonnet, De wallen en poorten van Haarlem, p. 34; Taverne, In ’t land van belofte, p. 288 |
↑35 | Kurtz en Temminck, De straat waarin wij wonen, p. 163 |
↑36 | Kurtz en Temminck, De straat waarin wij wonen, p. 134 |
↑37 | Taverne, In ’t land van belofte, pp. 289-291 |
↑38 | Taverne, In ’t land van belofte, Hoofdstuk zeven,pp. 294-363; Ben Speet, Historische Atlas van Haarlem (Amsterdam: SUN/Noord-Hollands Archief, 2006), pp. 32-33; Van der Ree-Scholtens, Deugd boven geweld, pp. 142-143; |
↑39 | Taverne, In ’t land van belofte, p. 374 |
↑40 | Taverne, In ’t land van belofte, p. 378 |
↑41 | Taverne, In ’t land van belofte, pp. 394-395 |
2 gedachten over “De twee Kruispoorten van Haarlem”
Leuk verhaal!
Wij hebben in 2015 bij de verbouwing van ons huis aan de Nassaustraat 18 onder de beganegrondvloer de resten gevonden van wat waarschijnlijk de nieuwe Kruispoort is geweest en hebben de archeologische dienst uitgenodigd.
Bij een verkoping eind 18de eeuw werd aan een pand dat vroeger op ons perceel stond, gerefereerd als ‘de kruispoort’.
Een uitgebreidere en verbeterde versie van dit verhaal is gepubliceerd in het Haerlem Jaarboek 2021 van de Historische Vereniging Haerlem. Het artikel is online beschikbaar op Zenodo